Heb je een traumatische ervaring meegemaakt en wil je meer weten over Posttraumatische Stressstoornis, lees dan verder!
Posttraumatische stressstoornis
Bij posttraumatische stressstoornis wordt vaak gedacht aan (ex-)soldaten die in een oorlog hebben gevochten. Dit is echter niet de enige situatie waarna je een posttraumatische stressstoornis kan ontwikkelen, ook na andere traumatische ervaringen kunnen mensen een posttraumatische stressstoornis ontwikkelen. Meer dan 70% van de volwassenen maakt eens in zijn leven een traumatische gebeurtenis mee. Voorbeelden van traumatische gebeurtenissen zijn het onverwacht overlijden van een dierbare, getuige zijn van een sterfgeval of een levensbedreigende ziekte krijgen. Bijna 31% van de volwassenen heeft zelfs vier of meer traumatische gebeurtenissen meegemaakt (Benjet et al., 2016). Na het meemaken van iets traumatisch is het logisch dat je daardoor van slag bent; je voelt je bijvoorbeeld gestrest, lusteloos of je kan ’s nachts niet goed slapen. Uiteindelijk verwerk je (eventueel met behulp van steun uit de omgeving) de ervaring, natuurlijk is de herinnering niet verdwenen maar je kan het uiteindelijk wel ‘een plekje geven’. Op het moment dat dit niet lukt en de klachten blijven aanhouden (langer dan een maand) heb je een posttraumatische stressstoornis (PTSS).
Symptomen posttraumatische stressstoornis
De symptomen van posttraumatische stressstoornis zijn grofweg in 4 categorieën te verdelen: herbeleving van het trauma, vermijding, negatieve veranderingen in cognitie en stemming en veranderingen in prikkelbaarheid.
Onder herbeleving van het trauma vallen bijvoorbeeld gedachtes over het trauma en pijnlijke herinneringen die steeds maar weer terugkomen of nachtmerries waarin je het trauma steeds herbeleeft. Bij kinderen kan dit zich ook uiten in het steeds opnieuw naspelen van (onderdelen van) het trauma. Hierdoor lijkt het alsof je het trauma steeds opnieuw beleeft, hierdoor word je ook steeds weer overspoeld door angst. Bij deze angst kunnen ook lichamelijke reacties optreden zoals een verhoogde hartslag, trillen of zweten. Ook kunnen er ‘dissociatieve reacties’ optreden. Hierbij lijkt het alsof je even ‘losgekoppeld bent van de wereld’, in een heftige vorm kan het zelfs gebeuren dat je het besef van de wereld om je heen even verliest en weer volledig in het trauma opgaat.
Bij vermijding proberen mensen de pijnlijke herinnering juist uit de weg te gaan. Hierbij worden vaak dingen gemeden die (mogelijk) negatieve gevoelens of een herinnering aan het trauma kunnen oproepen, bijvoorbeeld bepaalde mensen, gesprekken of situaties. Dit kan ervoor zorgen dat het bang zijn om die angst weer te ervaren je leven in een bepaalde mate gaat controleren; door de angst ga je bepaalde dingen vermijden, terwijl je dat anders niet zou doen. Om deze reden hebben mensen met PTSS vaak ook moeite om over hun gevoelens en emoties te praten.
Onder negatieve veranderingen in cognitie en stemming valt bijvoorbeeld een aanhoudende negatieve stemming sinds het trauma; mensen zijn bijvoorbeeld constant bang of boos. Andere symptomen die hieronder vallen zijn bijvoorbeeld vertekende cognities over het trauma of sterk negatieve overtuigingen of verwachtingen. Vertekende cognities houdt in dat mensen een verkeerd beeld hebben van het trauma, zij hebben het gevoel dat het hun eigen schuld is of geven een ander de schuld ervan terwijl dat niet terecht is. Een sterk negatieve overtuiging kan over de persoon zelf gaan (‘ik ben niks waard’) of de wereld om hem heen (‘de wereld is gevaarlijk’, ‘je kan niemand vertrouwen’).
Iemand met PTSS kan alles gaan vergelijken met zijn trauma, waardoor (kleine) problemen waar andere mensen meezitten verwaarloosbaar lijken. Dit kan ervoor zorgen dat deze persoon daarom niet echt interesse/empathie voor anderen toont en daardoor zich ook vervreemd kan gaan voelen van andere mensen. Ook kunnen mensen met PTSS minder interesse krijgen in activiteiten waar zij voorheen veel plezier uit haalden, of in het algemeen niet meer in staat zijn om positieve emoties als blijdschap of voldoening te ervaren.
De verandering in prikkelbaarheid kan zich bijvoorbeeld uiten in overdreven schrikreacties. Mensen met PTSS zijn eigenlijk constant in een soort extra alerte staat, hierdoor kunnen zij hevig schrikken als er plotseling een hard geluid plaatsvindt. Vooral als er tijdens het trauma ook sprake was van een hard geluid (bijvoorbeeld bij een ernstig auto-ongeluk of oorlog) kan dit hevige reacties oproepen. Ook kunnen mensen met PTSS zeer prikkelbaar zijn, ze kunnen bijvoorbeeld plotseling een woede-uitbarsting krijgen zonder dat er echt een concrete aanleiding voor is. Ook kan een goede nachtrust belemmerd worden door deze constante staat van alertheid, mensen hebben bijvoorbeeld moeite met in slaap vallen of schrikken ’s nachts vaak wakker. Doordat het veel energie kost om constant zo alert te zijn, zeker in combinatie met een slechte nachtrust, kan dit ook concentratieproblemen en een uitgeput gevoel veroorzaken.
Uit onderzoek van Andrews, Brewin, Philpott en Stewart (2007) is gebleken dat mensen die PTSS ontwikkelen na bijvoorbeeld ernstige brandwonden te hebben opgelopen, de symptomen van PTSS vaak direct na het trauma ervaren, een acute vorm van PTSS. Soldaten ervaren de symptomen juist vaak pas nadat ze weer thuis zijn gekomen en zich niet meer in de oorlogssituatie bevinden. Waarschijnlijk omdat een hevige stressreactie niet ‘adaptief’ is in een gevechtssituatie; het zou nadelig (of zelfs levensgevaarlijk) kunnen zijn om op dat moment in paniek te raken bijvoorbeeld. Daarbij zijn zij voor de situatie getraind, daarom kunnen ze vaak op dat moment nog wel hun taak uitvoeren, maar op het moment dat ze weer thuiskomen en uit de situatie zijn overvalt de PTSS hen alsnog.
Behandeling van Posttraumatische stressstoornis
Bij de behandeling van PTSS is het van belang dat je het trauma weer onder ogen komt om het vervolgens met behulp van de therapeut te kunnen verwerken. Het doel is om uiteindelijk de angst af te laten nemen. Op deze manier kunnen de symptomen van PTSS verminderd worden. Ook wordt hiermee getracht te bereiken dat je geen personen of situaties meer hoeft te vermijden, maar dat je de (mogelijke) confrontatie weer durft aan te gaan.
Mensen die naast hun posttraumatische stressstoornis ook gediagnosticeerd zijn met depressie (major depressive disorder) hebben een grotere kans dat de behandeling voor PTSS niet of minder goed aanslaat, het is bij deze groep van belang dat de behandeling zich ook specifiek op de depressie richt. Ook de mate van prikkelbaarheid kan de effectiviteit van de behandeling beïnvloeden. Als mensen zich constant in (zeer) alerte staat bevinden kan dat de effectiviteit van de behandeling negatief beïnvloeden, de behandeling slaat niet of minder goed aan of het duurt langer voordat de behandeling aanslaat (Stein, Dickstein, Schuster, Litz & Resick, 2012). Als behandeling van PTSS wordt vaak cognitieve gedragstherapie en/of EMDR ingezet.
Cognitieve Gedragstherapie bij PTSS
Een vorm van cognitieve gedragstherapie die vaak wordt ingezet bij de behandeling van PTSS is Narratieve Exposure Therapie (NET). Hierbij vertel je over jouw leven, inclusief het trauma/de trauma’s. Er wordt specifiek in gegaan op het trauma; wat je op dat moment dacht, hoe je je voelde, wat er allemaal precies gebeurde. In het begin is het erg heftig om over je trauma te praten, je voelt weer opnieuw wat je toen voelde en wordt weer overspoeld met angst. Dit kan erg confronterend zijn. Doordat je steeds weer vertelt over het trauma, maar nu in een veilige omgeving met je therapeut, neemt de angst uiteindelijk af. Hierdoor krijg je meer controle over de herinnering van het trauma, je kan je gevoelens beter onder controle houden en op deze manier uiteindelijk niet meer constant last hebben van ongewenste herbelevingen van het trauma. Ook kan de therapeut helpen bij het cognitieve aspect. Door met behulp van de therapeut op een andere manier naar het trauma leren kijken kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat je je realiseert dat het helemaal niet jouw schuld was (Lely, Smid, Jongedijk, Knipscheer & Kleber, 2019).
EMDR bij PTSS
EMDR staat voor Eye-movement Desensitization and Reprocessing. Hierbij moet je met je ogen iets volgen dat snel heen en weer beweegt, bijvoorbeeld een lampje of de vinger van de therapeut. Ondertussen moet je aan het trauma denken, wat er gebeurde en alles wat je erbij dacht en voelde. Zowel het volgen van het bewegende object als het ophalen van de herinnering neemt (werk)geheugen in beslag. Hierdoor vindt er als het ware een soort competitie tussen de 2 taken plaats, waardoor het niet mogelijk is om volledig in de herinnering van het trauma op te gaan. Daardoor wordt het trauma (uiteindelijk) als minder levendig (en daardoor minder intens) ervaren. Naarmate je dit vaker doet zal het gemakkelijker worden om aan het trauma terug te denken zonder hierbij weer overspoeld te worden door emoties (Wilson et al., 2018).
Geschreven door Nicolien Kofman, Psycholoog in opleiding